albuminepapier
De foto is afgedrukt op albuminepapier. In
1847 had Nièpce de St. Victor geëxperimenteerd met albumine, maar het niet
geschikt gevonden als negatiefemulsie. Als positiefemulsie voldeed het echter
prima. In 1848 bracht Blanquart-Evrard op een dunne, gladde papiersoort een laag
albumine (eiwit) aan, voordat hij het papier lichtgevoelig maakte. Het resultaat
was een glad, half-glanzend afdrukpapier, dat onder de naam albuminepapier tot
omstreeks 1890 in zwang bleef.
natte collodium procédé
Het
negatief is vervaardigd met behulp van een glasplaatnegatief volgens het natte
collodium procédé dat tussen 1851 en ca. 1886 in zwang was. In 1852
publiceerde Frederik Scott Archer zijn boek "The Collodium Process on Glass"
(1852). Dit ging over het gebruik van glas als negatiefdrager, waarbij collodium
als onderlaag werd gebruikt voor de lichtgevoelig zilverzouten. De glasplaat die
zo als negatief fungeerde had de maat van het positief; de albuminedruk. Dit
betekende dat bij een afdruk van 20x30 ook een glasplaat van minstens dezelfde
maat werd gebruikt. Het procédé werkte als volgt.
Een kleine hoeveelheid collodium, waaraan een kleien hoeveelheid kaliumjodide
was toegevoegd, werd op een schone glasplaat gegoten. Door het glas wat schuin
te houden werd een gelijkmatige deklaag verkregen. Wanneer de ether - het
vluchtige materiaal in de collodiumoplossing - bijna was verdampt, werd het glas
met een oplossing van zilvernitraat behandeld en daarmee lichtgevoelig gemaakt.
De nu lichtgevoelige plaat werd dan in een houder in de camera geplaatst, en
terwijl hij nog vochtig was werd er een opname gemaakt. Als de plaat eenmaal was
opgedroogd, was hij ook zijn gevoeligheid kwijt.
de fotocamera
Uiteraard
is de ontwikkeling van de camera sterk beïnvloed door veranderingen en
vernieuwingen in de optische en chemische technologie van het fotografisch
procédé. Toch is het principe van een lichtdichte doos, met aan de voorkant
een lens of een gaatje en een soort sluiter, en aan de achterkant een houder
voor lichtgevoelig materiaal, sinds de uitvinding van de fotografie eigenlijk
onveranderd gebleven. Daar de lichtgevoelige materialen belichtingstijden
vroegen van een kleine minuut tot minuten, kon een eenvoudige dop op de lens als
sluiter dienen.
De bekendmaking van Scott Archers natte collodiumprocédé in 1851 was de
eerste technologische stap die de constructie van de camera belangrijk
beïnvloedde. De noodzaak de opname te maken terwijl de emulsie nog nat was
vroeg om een aanpassing van de plaathouder. Er werden nu houders met afvoergoten
aangebracht en de platen werden in positie gehouden met behulp van korte draden
over de hoeken van de plaathouder.
het fotograferen op locatie
De noodzaak om de opname te maken als de emulsie nog vochtig
was, bracht landschapfotografen in grote moeilijkheden. Zij moesten op hun
expedities een draagbare donkere kamer of tent meenemen, om de negatieven
lichtgevoelig te maken en meteen na het fotograferen te ontwikkelen. Het vervoer
van deze chemicaliën, fototent, fotocamera en glasplaten was een heel karwei,
zeker als men bedenkt dat en de kwaliteit van vervoermiddelen en wegen nog niet
zo best was in die tijd.
|