|
Vertaald door B.J. Hilgers uit "The
Way of the Cross" uit de 'Catholic Encyclopedia', G. Cyptian Alston ©
1910
Voor wat betreft het aantal staties is het bij lange na niet makkelijk om na
te gaan hoe het kwam dat het vast op veertien kwam, daar het blijkt dat het
aanzienlijk varieerde in verschillende tijden en plaatsen. Natuurlijk varieerden
ook de afbeeldingen sterk vanwege het verschillend aantal staties. Het verslag
van Wey, geschreven in het midden van de 15e eeuw, vermeldt als
aantal veertien, al waren er slechts vijf gelijk met de onze, en van de overige
waren er zeven die enigszins met onze kruisweg verband houden:
- Het huis van de rijke man (die Lazarus ontmoet Lucas XVI: 19-31),
- De stadspoort waardoor Jezus kwam,
- Het probaat bad,
- De Ecco Homo boog,
- De school van de Heilige Maagd Maria, en
- Het huis van Herodus en Simon de Farizeeër
Toen Romanet Boffin Jeruzalem bezocht in 1515 om de juiste details te
verzamelen voor zijn set staties te Romans, vertelden twee monniken hem dat er
eigenlijk 31 moesten zijn, maar de devotie-handleidingen die als gevolg van het
bezoek van deze staties werden uitgegeven vermelden variaties als 19, 25 en 37.
Het bleek dus dat zelfs op dezelfde plaats het aantal niet zo vast lag. Het boek
getiteld ‘Jerusalem sicut Christi tempore floruit’, geschreven door ene
Adrichomius en gepubliceerd in 1584, vermeldt 12 staties welke exact
overeenkomen met de eerste 12 van de onze. Sommigen zien in dit feit de
oorsprong van de specifieke selectie nadien vastgesteld door de kerk. In het
bijzonder omdat dit boek een grote verspreiding kende en in verschillende
Europese talen was vertaald. Of dit werkelijk zo is of niet kunnen we niet met
zekerheid stellen. In ieder geval werden gedurende de 16e eeuw een
aantal devotie-handleidingen gepubliceerd in de Lage Landen, welke gebeden
bevatten die langs de staties konden worden gebruikt, en enkele van onze
veertien komen er voor het eerst in voor. Hoewel dit gebruik in Europa werd
gepraktiseerd door hen die niet in staat waren om het Heilige Land te bezoeken,
en die wel Leuven, Neurenberg, Romans, of een van de andere reproducties van de
‘Via Dolorosa’, is het twijfelachtig of er zelfs aan het einde van de 16e
eeuw in Jeruzalem een vorm van devotie publiekelijk werd gepraktiseerd.
Zuallardo, die een boek schreef over het onderwerp, gepubliceerd in 1587 te
Rome, vermeldt geen enkel gebed voor staties, hoewel hij wel een volledige groep
gebeden voorschrijft voor de Heiligdommen bij het Heilig Graf, welke onder
beheer waren van de Franciscanen. Hij geeft hier een reden voor: "Het is
niet toegestaan om te stoppen, of ze te vereren met ontbloot hoofd, of enige
andere demonstratie te maken." Dit alles wijst erop dat toen Jeruzalem
onder Turks bewind kwam de godsdienstoefening langs de kruisweg makkelijker in
Neurenberg of Leuven gedaan konden worden dan in Jeruzalem zelf. Het mag daarom
met enige zekerheid verondersteld worden dat onze huidige serie staties, samen
met de in gebruik geraakte gebeden, niet tot ons is gekomen vanuit Jeruzalem,
maar afstamt van de imitatie kruiswegen in verschillende delen van Europa. Ook
kan gesteld worden dat we het propageren van de devotie, alsook het aantal en de
keuze van de staties zijn oorsprong eerder kent in de godsvrucht en
vindingrijkheid van bepaalde 16e eeuwse schrijvers dan in de gewoonte
van pelgrims om de Heilige Plaatsen zelf te bezoeken.
|